Wilders mag islam fascistisch noemen... omdat hij parlementslid is

(...) Ingevolge artikel 10 lid 2 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is een beperking van het recht op vrijheid van meningsuiting slechts toegestaan, indien deze bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving ter bescherming van de in artikel 10 lid 2 EVRM genoemde belangen, waaronder de bescherming van rechten van anderen. Een soortgelijke bescherming is opgenomen in artikel 7 van de Grondwet. De vraag rijst of toewijzing van één of meer van de vorderingen van eiseres noodzakelijk is ter bescherming van het recht van moslims in Nederland om niet te worden gekrenkt in hun religieuze gevoelens. Het antwoord op de vraag of dit recht in het onderhavige geval zwaarder weegt dan het recht van gedaagde op vrijheid van meningsuiting, moet worden gevonden door een afweging van alle terzake dienende omstandigheden van het geval.

De door artikel 10 EVRM beschermde vrijheid van meninguiting vormt één van de essentiële fundamenten van een democratische samenleving. Uit artikel 7 van de Grondwet volgt dat niemand voorafgaand verlof nodig heeft om zijn gedachten en gevoelens te openbaren. Een verbod kan slechts toewijsbaar zijn ten aanzien van specifieke, onrechtmatig bevonden uitlatingen. Een algemeen verbod tot het doen van uitlatingen in de toekomst tast het recht op vrijheid van meningsuiting van gedaagde ontoelaatbaar aan. Dit komt immers neer op preventieve censuur, hetgeen, zoals gedaagde terecht heeft aangevoerd, in strijd is met artikel 10 EVRM en artikel 7 van de Grondwet. Om die reden komt een dergelijk algemeen verbod, zoals vermeld in de onderdelen 1 en 2 van het gevorderde, niet voor toewijzing in aanmerking. Deze onderdelen behoren reeds daarom te worden afgewezen.

Aan de orde is dan het door eiseres gevorderde specifieke verbod om de profeet Mohammed "barbaar" en de islam alsmede de Koran "fascistisch" te noemen dan wel de termen fascistisch op enigerlei wijze in verband te brengen met de islam en/of Koran, alsmede het verbod om de Koran te betitelen als "islamitische Mein Kampf". Gedaagde voert aan dat het hem niet is te doen om individuele moslims te grieven of te beledigen, maar dat hij heeft willen wijzen op de gevaren van de islam. Dergelijke kritiek is volgens gedaagde, hoe beledigend ook, toegestaan. Gedaagde meent dat hij als politicus in zaken van publiek belang ver mag gaan in zijn uitspraken. Gedaagde stelt dat de bestreden uitlatingen voor een groot deel in columns zijn gedaan en in het kader van een politiek en publiek debat over zaken van algemeen belang, zodat deze uitlatingen een grotere vrijheid genieten dan andere uitingen. Volgens gedaagde gaat het in dit debat weliswaar om stevige standpunten, maar van aanzetten tot haat en geweld jegens moslims is geen sprake. Gedaagde meent voorts dat voor zijn uitspraken voldoende feitelijke basis bestaat.

Vooropgesteld wordt dat voor bepaalde burgers mogelijk grievende of choquerende uitlatingen op zichzelf geen beletsel zijn voor het genot van het recht op vrijheid van meningsuiting, ook indien een godsdienst onderwerp is van scherpe kritiek (vergelijk onder meer Europees Hof voor de Rechten van de Mens 31 januari 2006, NJ 2007, 200).

De uitlatingen van gedaagde in kwestie, beschouwd in hun context, houden rechtstreeks verband met diens politieke opvattingen. Zij zijn als zodanig voor hem van betekenis in het maatschappelijk debat over de positie van de islam in Nederland, de oorzaken van moslimextremisme en integratievraagstukken. In dit debat, waarvan de toonzetting sinds de terroristische aanslagen in New York in 2001 en de moord op Theo van Gogh in 2004 in het algemeen is verscherpt, heeft gedaagde de bedoeling om de samenleving te waarschuwen tegen wat in zijn ogen de islamisering van Nederland is.

Ofschoon eiseres van mening is dat gedaagde selectief en onvolledig is, heeft eiseres de juistheid van de door gedaagde beschreven passages in de Koran ter onderbouwing van zijn kwalificatie van de profeet Mohammed als 'barbaar' niet weersproken. Ten aanzien van de gewraakte associatie van de islam en de Koran met het fascisme en Mein Kampf, constateert de voorzieningenrechter voorts dat eiseres evenmin de opvatting van gedaagde heeft betwist dat binnen de islam bepaalde denkbeelden gehuldigd worden die op gespannen voet staan met democratische beginselen. Anders dan eiseres, is de voorzieningenrechter met gedaagde van oordeel dat de door laatstgenoemde gebezigde term 'fascisme' niet zo beperkt moet worden uitgelegd dat deze uitsluitend betrekking heeft op de Holocaust en andere kwaadaardigheden van nazi-Duitsland, maar veeleer moet worden gezien als een verzamelbegrip voor ideologieën met beginselen die een totalitair politiek systeem omarmen dat geen ruimte laat aan andersdenkenden. Gedaagde meent vergelijkbare beginselen te herkennen in de islam en de Koran en hij heeft deze analyse met de door hem getrokken parallel aan de orde willen stellen als politicus en deelnemer aan het publieke debat. Daarbij komt dat in het bijzonder voor een parlementariër geldt dat hij in het openbaar debat ook buiten de Tweede Kamer, zo nodig met scherpte, zijn standpunt naar voren moet kunnen brengen. In dit licht bezien kan niet worden gezegd dat gedaagde met de door hem gekozen bewoordingen, ofschoon provocerend, oproept tot haat of geweld tegen moslims. Ook anderszins bestaan daarvoor vooralsnog onvoldoende harde aanwijzingen.

Tegen de achtergrond van het voorgaande worden de bestreden uitlatingen niet onrechtmatig geacht. Het recht op vrijheid van meningsuiting van gedaagde geeft hier de doorslag. Onderdeel 3 van het gevorderde dient dan ook afgewezen te worden.

De rectificatie (onderdeel 4) deelt dit lot, nog daargelaten dat de gevraagde verklaring neerkomt op een gedwongen spijtbetuiging en aldus op gespannen voet staat met de vrijheid van meningsuiting; spijt is een gevoelen dat niet met een vonnis kan worden afgedwongen, laat staan executeerbaar is.

Het voorgaande leidt tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van eiseres, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding.

Rechter R.J. Paris in zijn vonnis voor de rechtbank te 's Gravenhage, 7 april 2008

Reacties

#62201

Francis (niet ingelogd)

 

Dus in Nederland heeft een parlementair méér recht op vije meningsuiting dan een andere burger. Curieus.

#62203

Cogito

 

Misschien het alarmerendste is dat zulke klacht ook maar ontvankelijk wordt beschouwd.
Het valt te hopen dat de rechter Wilders' motivatie voor diens mening louter informatief vermeld, als het ware om de pil voor de eiser te verzachten, en niet als criterium om zijn beslissing te motiveren. Want Wilders hoeft geen verantwoording afleggen voor zijn mening - toch niet tegenover de wet.

#62227

Demosthenes

 

Ik hem me hiermee kreupel gelachen: http://www.trouw.nl/hetnieu...

Het katholieke schooltje wilde eens de verdraagzaamheid aantonen van "de moslims". Ze kregen lik op stuk.

#62259

Herteleer

 

Snap het dan toch!
Er zijn 2 soorten mensen Übermenschen en Untermenschen.
De 1e soort mag spreken, de andere moet zwijgen.

't Is niet omdat diegenen die deze theorie bedachten een paar oorlogen verloren dat anderen hem niet besmuikt toepassen (hoewel ze die theorie uiteraard nooit publiekelijk zullen lippendienst bewijzen...)

#62266

koen

 

@Demostehenes

ze mogen een bezoek aan die moskee opnemen in de eindtermen

#62271

VH

 

Een interessant element in het vonnis is dat de rechter oordeelt dat de eiseres niet heeft aangetoond dat Mohammed geen barbaar was. Hetgeen ook vrij moeilijk zou zijn, omdat Mohammed bewijsbaar wèl een barbaar was.

Eén van de ettelijke niet van onderkoelde humor gespeende passages in dit vonnis.