De mythe van de kenniseconomie
Vanavond gehoord tijdens een lezing van Martin De Vlieghere, de liberale filosoof die zich baseert op Karl Marx om het burgerlijke idealisme te bekritiseren (volgt u nog?): "De jachtige turbotaal over de kenniseconomie staat mijlenver van de realiteit. Iedereen lijkt te geloven dat de kenniseconomie de laaggeschoolden uitstoot omdat alleen spitstechnologie voldoende toegevoegde waarde oplevert waarmee rijke landen met hun hoge arbeidskost nog kunnen concurreren op de globale markt. De associatie van spitstechnologie met hoge toegevoegde waarde mist solide grond. Marktwaarde is het resultaat van vraag en aanbod. Als er een tekort is aan kelners, handlangers en sanitaire helpers, dan is hun marktwaarde hoog. Vandaar dat de theorieën over de uitdagingen van de kenniseconomie voor de tewerkstelling in regelrechte tegenspraak zijn met de cijfers van de diensten voor arbeidsbemiddeling. Daaruit blijkt niet alleen dat de overgrote meerderheid van de vacatures voor laaggeschoolden is, maar ook dat er verhoudingsgewijs net zoveel moeilijk invulbare vacatures zijn voor laaggeschoolden als voor hooggeschoolden. Toch zijn de laaggeschoolden oververtegenwoordigd in de werkloosheidsstatistieken. Deze specifieke werkloosheidsparadox - dat bij de laaggeschoolden een groot tekort aan arbeidskrachten samengaat met hoge werkloosheid - gaat vreemd genoeg aan alle onderzoekers ongemerkt voorbij. Niet de vereisten van de kenniseconomie, maar de centralistische afspraken tussen werkgevers en vakbonden (de intersectorale akkoorden) veroorzaken de relatieve achteruitgang van de laaggeschoolden. Door die afspraken zijn de lonen van de laaggeschoolden te laag om de werklozen onder hen te motiveren een job te aanvaarden. Omdat de hooggeschoolden zichzelf zeer belangrijk vinden en de politiek domineren, zijn arbeidsmarktcorrecties vooral in het nadeel van laaggeschoolden".
Reacties
bernard
woensdag, 26 februari, 2003 - 20:59Onjuist,Luc. Waarom?
Iedereen weet het : we zijn al een heel eind gevorderd op weg naar de nieuwe kenniseconomie. Alleman zegt: dit is onze troef voor de toekomst.Wie het niet zegt, voelt aan dat dit de waarheid is.De toekomst van onze industrie en diensten hangt voor een groot deel af van de kennis die we daar kunnen toepassen, verder opdoen en weer verder gebruiken.Kennis is nu wat kolen en staal na de tweede wereldoorlog waren : de belangrijkste welvaartsbron voor de naties,de regio’s,de steden,de economie en de mensen zelf.De nieuwe en belangrijkste grondstof van de economie.De wetenschap zegt ons: elke 10 jaar wordt 80% van de bestaande technologie vervangen door nieuwe.Kennis en diensten nemen inderdaad bij de productie steeds meer de overhand op het product zelf.Vooral de informatie - en communicatietechnologie (ICT) dringt snel door in het dagelijks leven.Sociale instellingen werken nu alle op een verschillende manier.Dat is een goede zaak.Contact tussen mensen is nog minder afhankelijk van tijd en ruimte.Werk - en leefomstandigheden veranderen zienderogen, en snel.Wie behoorlijk of grondig een stiel,een dossier,een vaardigheid ( bijvoorbeeld kunnen omgaan met nieuwe technologieën zoals de computer of met oude technologieën zoals met mensen) onder de knie heeft, heeft meteen een stap voor.
Maar wat is een kenniseconomie waard als er geen Kennismaatschappij is?
Een Kennismaatschappij is wezenlijk sociaal-democratisch. Waarom? Omdat er in de Kennismaatschappij meer en niet minder sociaal overleg zal zijn dan nu.Vooral:omdat we altijd van oordeel geweest zijn dat mensen nooit slim genoeg kunnen zijn. Omdat we willen vermijden dat de kenniseconomie tot nieuwe ongelijkheden leidt. Omdat we een nieuwe opsplitsing van de arbeidsmarkt willen tegengaan: die tussen actieve,mobiele mensen,die hun vaardigheden up-to-date houden en de anderen,die het risico van onvrijwillige immobiliteit lopen omdat hun kennis of vaardigheden niet meer aan de huidige tijd beantwoorden.Omdat we nooit bang geweest zijn van verandering, vooruitgang , als die maar niet enkel leidt tot modernisering van bedrijven,maar ook van publieke diensten,scholen, transport, steden, sociale bescherming, de milieupolitiek, de zeggenschap en vrijheid–in–verantwoordelijkheid van mensen.Omdat ze iets anders is dan de “nieuwe economie”, die niet meer is dan software en multimedia,ondersteund door de financiële markten.We willen nu een bijkomende duw in de rug geven aan de kenniseconomie – en bovenal de Kennismaatschappij. Om een antwoord te bieden aan de inderdaad ernstige concurrentie van bijvoorbeeld de Verenigde Staten.Kunnen we de concurrentie aan zowel met landen met sterk ontwikkelde nieuwe technologieën als met lage lonen?Ja.Hoe?
Een actieve werkgelegenheidspolitiek, die dat mee in rekening neemt, is een uitstekende bijdrage tot de modernisering van ons sociaal model: mensen doen overgaan van jobs zónder toekomst naar jobs mét toekomst met een goed uitgekiend sociaal vangnet. Van het oude model naar het nieuwe met zijn netwerking, ook en vooral het sociale netwerk. Met alleman, die er zijn of haar plaats in vindt. Met nieuwe technologische vaardigheden en oude sociale vaardigheden in een nieuw kleedje. Met tewerkstellingsdiensten, die mee zijn met hun tijd.Rekening houdend met een vernieuwde organisatie van het werk: een goede verhouding tussen werk en eigen individueel of familieleven, vooral voor jonge mensen met kinderen. Met vorming en aanhoudende bijscholing, om bij te blijven. Met werkelijk dienende openbare diensten, een goede sociale infrastructuur.Met een verbeterde praktische en institutionele infrastructuur.Met een goede toepassing van nieuwe technologieën voor milieuzorg.Met gelijke kansen voor iedereen.Met meer wetenschappelijk - gezamenlijk en gericht - onderzoek.Met overheidsuitgaven,die gericht zijn op kwaliteit.Met veel private investeringen en initiatief.Met oog voor verschillen tussen regio’s en streken.Met vertrouwen en samenwerking.Een dynamische economie met groot respect voor mens en natuur.Kortom: een nieuw model, dat het beste uit het “oude” hertaalt.
bernard
vrijdag, 28 februari, 2003 - 09:07Net ontdekt dat er aan de VUB een onderzoekscentrum bestaat ( SMIT),dat de matscappelijke invloed van nieuwe technologieën probeert te meten
Jules Ruis
zondag, 9 november, 2003 - 22:23Zie voor meer informatie:
http://www.fractal.org