Raad voor de Journalistiek krijgt publicatieverbod

De Raad van Journalistiek (RVJ), een vereniging verbonden aan de Vlaamse Vereniging van Journalisten en sommige nationale media, mag geen oordelen publiceren over niet-leden. Dat blijkt uit een beschikking van de Rechtbank van Eerste aanleg te Brussel in kort geding van [dinsdag].

De rechter oordeelde dat de statuten waarop de RVJ zich steunt, om aan te tonen dat ze klachten tegen niet-beroepsjournalisten kan behandelen, geen wettelijk kader hebben. Met de uitspraak wordt een voorlopig precedent geschapen waarbij de RVJ niet meer zal kunnen oordelen over niet-leden van de Vlaamse Vereniging van Journalisten. Dat zijn de overgrote meerderheid van de journalisten in ons land, naar schatting minstens 8.500.

Journalist Erik Verbeeck had op 16 juni 2009 een zaak ingespannen tegen de Raad van Journalistiek, nadat deze hem had gedaagd, omdat hij de ethische codes van de VVJ niet zou hebben gerespecteerd. De kortgedingrechter heeft de eisen van Verbeeck, die door meester Eline Tritsmans werden geformuleerd, grotendeels ingewilligd: de Raad van Journalistiek mag nog altijd oordelen, maar eventuele uitspraken over niet-leden mogen nérgens, op geen enkele wijze, gepubliceerd worden. De uitspraak moet dus binnenskamers blijven. De rechter stelde specifiek in het geval van Erik Verbeeck een verbod [tot] publicatie in. Mocht de RVJ op hun website, in hun tijdschrift of op enige andere wijze over de klacht ingediend door Rita Wuyts publiceren, dan zou ze een dwangsom van 5.000 euro per overtreding moeten betalen. (...)

Het is nog afwachten wat de zaak ten gronde zal opleveren, maar de perswereld is in elk geval beroerd door de verdere inperking van de macht van één enkele Vlaamse Vereniging van Journalisten en de in democratische landen vrij ongewone werkwijze van "erkenning" van [beroeps]journalisten door de regering.

Frank Neyrinck op stadsomroep.com, 24 juni 2009


UPDATE:

(...) De Vereniging van de Raad voor de Journalistiek stelt de Raad die ze in haar schoot heeft opgericht voor als een sui generis orgaan, waaraan gevraagd kan worden bepaalde journalistieke praktijken te beoordelen. Zij steunt zich op haar eigen statuten om aan te tonen dat zij klachten kan behandelen die over een journalistieke praktijk worden ingediend, ongeacht het beroepsstatuut, het sociaal statuut en de positie binnen het bedrijf van de betrokken journalist en ongeacht het medium waarvoor deze werkt (cfr. artikelen 3 en 22 van de statuten).

Deze statuten zijn niet tegenstelbaar aan de heer Verbeeck. Hij heeft ze niet onderschreven, minstens niet op een formele wijze. Er bestaat ook geen wettelijk kader waarbinnen deze statuten werden opgesteld.

De Raad voor de Journalistiek haalt een reeks argumenten aan die zouden aantonen dat zij een noodzakelijk orgaan is, ook om over "onafhankelijken" die journalistieke activiteiten uitoefenen, uitspraak te doen, ter bescherming van de journalistiek. Deze argumentatie is niet pertinent om te oordelen of de heer Verbeeck al dan niet een schijn van recht heeft om de bevoegdheid van de Raad te betwisten.

(...)

De Vereniging van de Raad voor de Journalistiek stelt dat de heer Verbeeck als journalist optreedt. Dat betwist hij niet. Zoals hierboven uiteengezet, betekent dit gegeven niet per definitie dat hij de statuten van de Vereniging heeft aanvaard.

De Vereniging van de Raad voor de Journalistiek beroept zich op haar vrijheid van meningsuiting en van informatie. Zij stelt dat de heer Verbeeck haar probeert monddood te maken, op preventieve wijze bovendien.

Prima facie gaat het hier echter niet om een opinie die de Raad zou stellen ten aanzien van een journalistieke praktijk, maar om een werkelijke beoordeling. Zij verklaart de klachten die bij haar worden ingediend gegrond of ongegrond, en publiceert haar beslissingen. Het feit dat ze geen sanctie kan vellen, doet hieraan geen afbreuk.

De bedoeling van haar optreden is niet te zeggen welke haar opinie is over een journalistieke praktijk, doch om duidelijk te beoordelen en te laten weten wat kan en wat niet kan. (...) Het uitdrukken van een opinie kan niet gelijkgesteld worden met het organiseren van een procedure, met hoorzittingen, rechten van verdediging in acht nemende, om te komen tot een geschreven oordeel of beslissing, die kenbaar wordt gemaakt. (...)

Het argument dat zij als enige over de journalistieke praktijken kan oordelen, geeft haar ook niet per definitie de bevoegdheid om hierover te oordelen over alle journalisten. (...)

De Raad voor de Journalistiek, die zichzelf vooropstelt als een gezaghebbend orgaan in de ogen van de meerderheid van journalisten, kan thans moeilijk stellen dat het publiceren of laten publiceren van een ongunstige beslissing ten aanzien van een journalist geen of weinig impact heeft op zijn reputatie en carrière.

Hoe sereen en genuanceerd de Raad ook zou oordelen, het feit van beoordeeld en in zekere zin veroordeeld te worden door een instantie die mogelijks geen bevoegdheid heeft om dit te doen - dit zal ten gronde worden uitgemaakt - en dit in de hele sector te verspreiden, zal prima facie een stigmatiserend effect hebben op de heer Verbeeck als journalist.

Het is dus niet de uitspraak op zich die op het eerste gezicht schade zal toebrengen, doch de publicatie van de beslissing. (...)

Nu de vordering van de heer Verbeeck gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, is de tegenvordering van de Vereniging van de Raad voor de Journalistiek, die ertoe strekt de heer Verbeeck te horen veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding wegens tergend en roekeloos geding, ongegrond. (...)

Beschikking in kortgeding van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel, uitgesproken in openbare zitting door ondervoorzitter S. Cardon de Lichtbuer, 24 juni 2009