Politieke journalisten: sluiswachters of toneelmeesters?

Elke hardwerkende journalist weet na zekere tijd oneindig veel meer dan wat hij publiceert. Politicologen vergelijken hem dan ook met een sluiswachter die bepaalt wat er door het informatiekanaal kan en wat niet.

Hierin schuilt echter een groot en echt gevaar voor het functioneren van de journalist. Wie alles weet, wie op de hoogte is van alle politieke bewegingen - noem het manoeuvres - van de valkuilen die worden gegraven, van de onderliggende motieven, kortom: de journalist die wordt behandeld alsof hij tot het politieke establishment behoort, staat voor een bijna onmogelijke keuze. Ofwel maakt hij alles bekend, maar dan drogen zijn bronnen op; ofwel publiceert hij selectief, gedoseerd, volgens zijn eigen inzichten. Wordt hij dan niet teruggedrongen in de rol van scenarioschrijver of regisseur? Of erger nog in de rol van toneelmeester, de man die instaat voor de belichting, het verrassingseffect, de deus ex machina, het witte konijn uit de hoed?

Vandaar mijn bedenking: vanaf een bepaalde graad van geïnformeerd zijn, kan een politiek journalist nog maar moeilijk behoorlijk functioneren.

Hierover spreekt men niet graag in ons milieu. Nochtans behoort het tot een van de wezenlijkste vragen uit het leven van een politieke journalist. Speel ik het spel mee: helemaal of slechts schoorvoetend? Speel ik het mee om meer informatie te verkrijgen of om bepaalde personen of instellingen te sparen?

Hugo De Ridder (1932-2018) in zijn autobiografie "Geen blad voor de mond", Uitg. Lannoo, 2001.