Drie lessen economie voor Paul De Grauwe
Een gastcolumn door Brecht Arnaert.
In De Morgen van 27 augustus 2012 stelt Paul De Grauwe dat de terugkeer naar de goudstandaard “een zekere retour naar donkere economische tijden” is. De man heeft het helemaal fout. De donkere tijden zijn er al, en dat is net omwille van het verlaten van die goudstandaard. Willen we terug licht aan het einde van de tunnel zien, dan moeten we het monetair beleid volledig omgooien. Het totaal afschaffen verdient daarbij de voorkeur.
Een economische analyse hangt, zoals alle analyses, af van de definities die men gebruikt. Uit het artikel in DM blijkt duidelijk dat professor De Grauwe inflatie beschouwt als een “algemene stijging van het prijsniveau”, en vanuit die definitie stelt hij vast dat in de laatste vijf jaar de inflatie in de VS daalt, aangezien prijzen, gemeten volgens de Consumer Price Index, niet gestegen zijn. De Grauwe besluit wat voorbarig dat de voorstanders van de goudstandaard dus niet weten wat ze zeggen als ze claimen dat de Fed de zaken niet meer onder controle heeft.
Maar de waarheid is dat de Consumer Price Index helemaal geen inflatie meet. De CPI is een korf aan producten die meet hoe snel de prijzen stijgen, en meer niet. Inflatie en algemeen stijgende prijzen zijn dus twee verschillende dingen. Als er in een bepaalde economie bijvoorbeeld 100 appels geproduceerd worden, en die kosten elk een euro per stuk, dan is de actie waarbij de centrale bank 100 euro bijdrukt inflatoir te noemen. Maar dat die appels na verloop van tijd meer gaan kosten is daar gewoonweg een gevolg daarvan. Keynesianen focussen enkel op dat gevolg. Over de oorzaak – het bijdrukken van geld – zwijgen ze zedig.
Wetenschap versus ideologie
Wie een oorzaak ontkent, moet er een andere uitvinden. Prijzen stijgen volgens de Keynesianen dus niet omdat er teveel geld in de economie geïnjecteerd is, maar wel omdat er niet genoeg productie is. Mochten er meer appels geproduceerd worden, zo denken zij, dan zou de prijs per appel terug zakken. Niet het overaanbod aan geld is het probleem, maar een te lage output van de economie. De denktrant is: “Wij hebben geld geïnjecteerd, ja, maar tegenover de bestaande geldhoeveelheid is nu nog niet genoeg productie, en dat is wat we moeten aanzwengelen”.
Keynesianen zijn dus geen wetenschappers, maar ideologen. Ze beschrijven de werkelijkheid niet. Ze schrijven die voor. In plaats van te zoeken naar verklaringen voor het wonderlijke fenomeen van waardecreatie, berekenen Keynesianen aggregaten, en besluiten daar op wonderlijke wijze uit dat de economie niet in evenwicht is. Overheidsbeleid moet dat evenwicht terugbrengen. De vuistregels deze: wanneer de economie niet genoeg presteert, dan moet de overheid de vraag aanzwengelen. Dat doe je door geld te injecteren. Wanneer de economie als gevolg van die injecties dreigt “overhit” te geraken, dan moet ze afgekoeld worden. Dat doe je door geld uit de markt te halen.
Keynesianen bekijken de economie dus als een machine die zij centraal kunnen besturen. Via allerlei macro-economisch beleidsadvies wordt de burger in het keurslijf van hun voorkeuren gedrukt. Maar is dit nog economische wetenschap? Helemaal niet. Opvattingen over hoe iets bestuurd moet worden behoren tot de politieke sfeer. Economie is de studie van waardecreatie. Hoe waarde na productie verdeeld moet worden, daar heeft een econoom niets over te zeggen.
Het wordt dus tijd om feiten van meningen te onderscheiden. Keynesianen doen net alsof de stelling dat de overheid de economie moet besturen evident is, en om die reden geen bewijs behoeft. Ze verklaren overheidsinterventie met andere woorden als axiomatisch. Vanuit dat startpunt kan dan de hele economie worden uitgedacht. Maar axioma's mogen dan al startpunten van het denken zijn die niet bewezen kunnen worden, dogma's zijn dat ook. Het verschil is echter dat dogma's nooit vol te houden zijn zonder contradictie. En daar zit het Keynesianisme vol van.
Dogma's
Er is geen enkel bewijs voor de aanname dat een economie die vanaf een centraal punt beheerd wordt meer economische waarde creëert, in tegendeel. Centrale planning heeft al miljoenen mensen de dood in gejaagd en als met de Val van de Muur één ding duidelijk geworden is, is hoe uitgemergeld het productie-apparaat na bijna drie kwarteeuw communisme wel niet was. Centrale sturing werkt dus niet. Keynesianen beweren door hun beleidsadviezen echter impliciet van wel. In plaats van die bewering theoretisch hard te maken, is hun verdediging empirisch: “Het is duidelijk dat de markten niet voor zichzelf kunnen zorgen”. De huidige crisis zou dat moeten illustreren.
Maar voorbeelden bewijzen niets. Het is niet omdat je een aantal data kunt aanvoeren die je stelling ondersteunen, dat je stelling daarom ook bewezen is. Data worden steeds verzameld met een bepaalde theorie, en het zijn de theoretische aannames die iets tot illustratie benoemt - of niet. Bewijzen is meer dan illustreren. Bewijs is het logisch linken van observaties aan een geldig uitgangspunt. En het is net de geldigheid van dat uitgangspunt – de economie moet centraal bestuurd worden – dat compleet fout is. Centrale sturing vereist namelijk geaggregeerde data: van alle sectoren moeten prijzen, tewerkstellingsgraden, outputcijfers en tal van andere gegevens verzameld worden, die vervolgens in relatie gebracht worden met allerlei andere indexen. Van daaruit worden dan grafieken opgesteld, die ons leren of de economie in balans is.
Maar met welke legitimering nemen we in de eerste plaats al aan dat de economie in balans moet zijn? Ondernemen is een dynamisch proces. Hoe kun je dat ooit in een statisch model weergeven? Het antwoord is eenvoudig: niet. Een economie in balans is een dode economie. Waarde kan enkel gecreëerd worden wanneer het status quo van waarderingen doorbroken wordt. Groei zonder tijdelijke onevenwichten bestaat niet. Onevenwichten zijn ook helemaal geen probleem, zolang ze niet algemeen zijn. De angst voor onevenwicht komt vooral voort uit het idee dat die ons hele leven zou kunnen omgooien. Maar essentieel aan ondernemerschap is dat het de markt decentraal verstoort. Enkel overheden doen dat centraal.
En wie zegt dat de geaggregeerde cijfers de werkelijkheid weerspiegelen? Dat is onmogelijk, aangezien de informatie waarop de aggregaten berusten, al lang gedateerd zijn tegen dat men er besluiten uit trekt. Er is niets dat sneller informatie over vraag en aanbod communiceert dan het prijssysteem zelf. Eet ik één appel op, dan zal ceteris paribus de prijs van alle andere appels stijgen. Ondernemers worden aangetrokken door stijgende prijzen, omdat ze zich beginnen afvragen of er in het verlagen ervan geen winst te boeken valt. Wie een aggregaat maakt ziet de dynamiek daarvan niet. En dan zwijgen we nog over het feit dat aggregaten kardinale cijfers nodig hebben, terwijl waarderingen in de markt steeds ordinaal zijn. Soit: economie is niet te vatten in statische cijfers en plaatjes.
Les méchants faits ...
Deze tegenwerpingen zijn niet nieuw. Ze werden al in 1920 geopperd door Ludwig von Mises, en geen enkele Keynesiaan heeft die kunnen weerleggen. Maar men gaat gewoon door met het verdedigen van het eigen dogma, tégen alle feiten in. Na ingewikkelde mathematische analyses besluiten de leerling-tovenaars met een ernstig gezicht dat de economie "nood heeft" aan monetaire versnelling, monetaire vertraging, fiscaal beleid of sociaal beleid. "Impulsen", "zuurstof", "smeerolie". Dat is hun “wetenschappelijk” oordeel. Hubris is het. Dat hun beleidsadvies zoveel tegenstrijdige prijssignalen de markt in stuurt dat ondernemers meer en meer gedesoriënteerd geraken, zien zij niet. Het feit dat net door hun toedoen overal kloven tussen vraag en aanbod ontstaan, grijpen Keynesianen tegenstrijdig genoeg aan om nog meer overheidsinterventie te adviseren. Het Keynesiaans paradigma wordt daarmee hermetisch: welke feiten zich ook aandienen, het is de realiteit die fout is.
En het feitenmateriaal is massief. Het injecteren van steeds meer geld blijkt niet te werken, integendeel. De koopkracht van mensen zakt zienderogen. Met een briefje van vijftig koop je nu evenveel als met een briefje van twintig tien jaar geleden. Daar waar een paar jaar geleden nog bedrijven een bail-out kregen, krijgen nu hele landen dit. En niets wijst erop dat de economie aan de beterhand is. De theorie werkt niet.
Wetenschap moet de werkelijkheid niet willen herschrijven, maar be-schrijven, verklaren. Wie snapt hoe markten werken - wie zich dus bezig houdt met causaliteit, en niet louter met correlatie - ziet helemaal geen crisis van de markt, maar een crisis van de macro-economische illusies van de beleidsmakers. De micro-economische wensen van de burgers komen niet overeen met wat de centrale planners wilden, en dus is nu een correctie van die illusies bezig. De markt zou niet werken? Ze werkt als nooit te voren.
Voor Keynesianen is de realiteit echter nooit een bezwaar. Alles wordt netjes gerationaliseerd zodat het dogma dat overheidsinterventie nodig is, overeind blijft. Wanneer de markten zich niet gedragen volgens hun wensen zien zij “animal spirits” aan het werk. Wanneer aan een land door onverantwoord financieel beleid in de problemen komt, dan is dat de schuld van "speculanten". Steeds worden gevolgen als oorzaken gezien, en steeds wordt, zonder bewijs, geclaimd dat de markt niet voor zichzelf kan zorgen.
Verkoop de meubels
Ondertussen is de Keynesiaanse theorie zo lek als een zeef. Dit is geen overdrijving. Zo is één van de aannames - geloof het of niet - dat prijzen dalen wanneer de vraag stijgt. Nogmaals: dit is géén grap. Het is een directe – maar nooit uitgesproken – implicatie van niet één, maar twee denkfouten: Keynesianen denken dat algemeen stijgende prijzen veroorzaakt worden door een gebrek aan productie (zie hoger), en tegelijk denken ze dat productie slechts een functie is van consumptie (zie lager). Dat klopt twee keer niet: algemeen stijgende prijzen zijn enkel te verklaren door monetaire injecties, en consumptie is wel degelijk afhankelijk van productie, niet andersom.
Eén van de grootste omkeringen van de economische werkelijkheid die het Keynesianisme immers op zijn conto mag schrijven, is die van de omkering van de Wet van Say. Die wet stelt dat elk aanbod zijn eigen vraag creëert. Dat is wat contra-intuïtief, maar niettemin juist: in oorsprong start elke economie immers met het toepassen van menselijke creativiteit op gevonden grondstoffen. Ruil komt pas later. Consumptie, gezien als het kopen van een product, komt per definitie nadat men zelf eerst iets van waarde geproduceerd heeft. Voor men iets kan ruilen, moet men zelf iets in de aanbieding hebben. Beweren Keynesianen dus dat productie een functie is van consumptie, dan nemen zij hun wensen voor werkelijkheid: ze zouden graag hebben dat het zo is, maar dat is niet zo. Het is enkel zo omdat ze de economie daartoe dwingen. In een vrije economie zijn producenten soeverein, en consumenten slechts consumenten. Is men daarmee niet akkoord, dan wordt men maar producent. Die vrijheid heb je immers.
Wie evenwel de stellingen aanhangt dat (1) algemeen stijgende prijzen veroorzaakt worden door een gebrek aan productie, en dat (2) productie consumptie volgt, kan niet anders dan besluiten dat het probleem van stijgende prijzen bij een gebrek aan consumptie ligt. Het "logisch" besluit is dat de prijzen zouden zakken, mocht iedereen meer consumeren. Als dat waar is, laat ons dan snel alle olie verbruiken, want dat zal de prijs ervan doen zakken! Immers, consumptie volgt productie, en de stijgende olieprijzen zijn het gevolg van een tekort aan productie. Onzin, natuurlijk. De historische tendens van stijgende olieprijzen zijn voor een groot stuk een gevolg van de inflatie van de dollar. Maar dat verhaal wordt niet verteld.
De economische groei die Keynesianen dus optekenen is niets meer en niets minder dan kapitaalsconsumptie, te vergelijken met het verkopen van de meubels om op reis te gaan, en aan de buren vertellen dat je inkomen gestegen is. Een grotere absurditeit is moeilijk te bedenken. Het is misschien tijd om de Keynesianen wat bij te scholen, en hen uit te leggen hoe een economie echt werkt. Drie lessen economie voor Paul De Grauwe.
Les één.
Les één voor de Keynesianen is dat de zogenaamde “spaarparadox” helemaal niet klopt. Wie gelooft dat productie een functie is van consumptie denkt dat inderdaad: hoe meer mensen sparen, hoe slechter voor de economie. Niets van. Sparen doet de productie net stijgen. Hoe meer gespaard wordt, hoe groter het aanbod aan kapitaal, en hoe lager de prijs ervan. Hoe lager de prijs van kapitaal, hoe meer kapitaal per arbeider kan ingezet worden, en hoe productiever zijn arbeid. Hoe productiever de arbeid, hoe goedkoper de productie, en hoe meer men met hetzelfde geld kan kopen. Hoe meer men met hetzelfde geld kan kopen, hoe meer consumptie mogelijk is. Eerst werken, en dan sparen. Dàt is de juiste volgorde, en niet het riedeltje “consumptie zakt, productie zakt, werkloosheid stijgt”.
“Ho maar!”, hoor ik PDG al riposteren: “Vandaag wordt bijna niet meer gespaard, en toch zijn de intrestvoeten extreem laag. Daar gaat je theorie”.
Allerminst. De enige reden waarom de rentevoeten zo extreem laag blijven, is omdat overheden massaal geld injecteren, wat in een vrije markt in de eerste plaats al niet zou kunnen. In een vrije markt bestaat geen centrale bank, en is de rentestand omgekeerd evenredig met de spaarquote: hoe meer gespaard wordt, hoe lager de rente. In een onvrije markt, zoals de onze, is de rentestand een functie van wat politici willen, ongeacht de micro-economische keuzes van de bevolking. De enige reden dat de rentevoeten dus extreem laag zijn, is omdat het macro-economisch beleid de kloof tussen de macro-economische illusies en de micro-economische realiteit dichtrijdt met vers gedrukt geld. Hoe verstoord de markt wel niet is merk je aan het feit dat én niemand spaart, én de rente laag is. Kan niet. Moet barsten.
Les twee
Les twee is dat centrale planning niet kan werken. Nooit, en voor geen enkel product. Voor schoenen en graan hebben we dat blijkbaar al aanvaard. Voor geld blijkbaar nog niet. We noemen onze economie vrij omdat men nog steeds zelf een zaak kan beginnen. Maar niemand lijkt te beseffen dat geld de helft is van iedere transactie, en monetair beleid dus de meest ingrijpende centrale planning is die er bestaat. Ja, ondernemers mogen nog steeds winst maken. Maar men is niet eens zeker of het echt wel winst is. Nominaal kan men zijn cashflow dan wel tellen, berekenen of men in reëele termen echt waarde gecreëerd heeft, is vrijwel onmogelijk.
“Ho maar”, hoor ik PDG zich alweer druk maken: “Je maakt er een karikatuur van. Wij leven niet in een centrale planeconomie, hoogstens in een sociaal gecorrigeerde markteconomie. Je doet net alsof wij hier onder een communistisch regime leven.”
Nee, maar wat geldt voor centrale planeconomieën, geldt ook voor sociaal gecorrigeerde markteconomieën. Die verschillen namelijk niet in principe, maar slechts in gradatie. In een centrale planeconomie wordt de productie van de burger volledig onteigend, en besteedt de staat 100 % van zijn inkomen. In onze economie wordt de productie van de burger slechts voor een deel onteigend, en besteedt de staat iets meer dan de helft van zijn inkomen. Wie zich bij centrale planning enkel het Politbureau voorstelt die zegt dat er in de komende vijf jaar één miljoen auto's moeten geproduceerd worden, mist een hele dimensie in het debat. De nieuwe centrale planning bestaat erin dat men de markt nominaal vrij laat - privaat eigendom bestaat - maar wat men met dat eigendom mag doen zodanig reguleert dat vrije prijsvorming eigenlijk onmogelijk is. Het paard mag dus vrij rondlopen, maar het moet dit gras eten, en dat zadel gebruiken, zich met die borstel laten kammen, en op dat uur in de stal zijn. Onze prijzen zijn allerminst vrij. Hoe ver ze mogen gaan, is centraal gepland. Er is wat meer marge dan bij communisme, maar die marge slinkt zienderogen.
De analyse van Mises, die origineel inderdaad gemaakt als kritiek tegen centrale planning, is in afgeleide zin dus ook voor sociaal gecorrigeerde markteconomieën van toepassing. Onder "sociale" planning bestaat eigendom wel nog, maar is het eigendomsrecht heel erg bezwaard. Ruilvoeten zijn dus niet wat ze moeten zijn, prijzen dus ook niet, en een discoördinatie van vraag en aanbod is het gevolg. Wat geldt in principe, geldt ook in gradatie. Of ik nu één euro van u steel, dan wel honderd euro, het blijft diefstal. Het cruciale inzicht is echter dat élke verstoring van eigendomsrechten foute prijssignalen in de markt stuurt, die vervolgens ondernemers zaken laten produceren waar eigenlijk geen vraag naar is. Zelfs een belasting van 1 % veroorzaakt dus al discoördinatie.
Terwijl socialisme dus minder erg lijkt dan communisme is het gewoon een inconsequente versie daarvan. De reden dat onze economie nog zo goed werkt, ondanks het socialisme, is omdat er nog heel wat kapitaal uit het verleden is waarop geteerd kan worden. Toen de Muur viel was het contrast tussen wat we dachten dat het communisme geproduceerd had, en wat het werkelijk deed - kapitaal uitteren - zo groot dat geen verstandig mens dit nog zou verdedigen. Maar sociaal-democratie is slinkser en sluipender: onze levenskwaliteit zakt al jaren, maar net zoals ouders te dicht bij hun kinderen staan om te zien dat ze veranderd zijn, net op dezelfde manier zien wij niet hoe we armer worden. In nominale termen is ons kapitaal door inflatie ironisch genoeg net gestegen. Maar in reële termen worden we allemaal armer. Productief is onze economie al lang niet meer.
Les drie
Les drie is dat enkel goud geld is. De rest is krediet. Wat in onze portefeuilles zit zijn niet meer dan verknipte staatsobligaties in couponnetjes van 20, 50 of 100 euro. Wanneer de Belgische staat schuld uitgeeft, en de ECB via die haar verplicht aangesloten commerciële banken opkoopt met “verse liquiditeiten”, dan heeft men eigenlijk een grote plechtstatige schuldbekentenis uitgewisseld voor een reeks kleinere schuldbekentenisjes. De grote plechtstatige schuldbekentenis noemen we staatsobligaties. De kleine schuldbekentenisjes noemen we eurobiljetten. Deze verschillen theoretisch in niets van elkaar. Of ik mijn garagist nu met één staatsobligatie van 10 000 euro betaal, of met 20 eurobiljetten met denominatie “500”, dat maakt geen sikkepit uit. In ons systeem is geld gelijk aan schuld en omgekeerd.
En hier zit de crux van het probleem: aangezien schuld steeds afbetaald moet worden met nieuw geld, maar dat nieuwe geld zelf steeds weer schuld is, ontstaat is een “perpetuum culpabile”: schuld wordt afbetaald met schuld. Terwijl de geldhoeveelheid steeds moet toenemen om de schuld af te betalen, neemt met elke nieuwe monetaire injectie tegelijk de schuld toe die moet afbetaald worden. Het is een spel zonder einde.
Of liever: dat einde komt nu vrij snel dichterbij. Het point of no return wordt namelijk bereikt wanneer de gemiddelde winst in een economie in reële termen lager is dan de inflatie. Dat punt zijn we al jàren voorbij. Wat bedrijven tegenwoordig in hun boeken schrijven ziet er nominaal vaak niet slecht uit, maar in reële termen doen zij aan kapitaalsconsumptie. Vrij snel dus, zal deze schuldstandaard bezwijken. Wie dan geen goud heeft, is gezien. Goud is het universele geld. Al de rest is een afspraak.
“Ho maar”, hoor ik PDG zich alweer druk maken: “Goud als geld? Wat een barbaars relict! Er is bijlange na niet genoeg van om alle transacties te dekken. Als de economie 3 % per jaar groeit, dan moet de goudhoeveelheid even snel kunnen groeien. Het is dankzìj de centrale banken dat we prijsstabiliteit hebben. Goud kan die functie nooit vervullen.
Fout. De Keynesiaanse visie op prijsstabiliteit is net wat de destabilisatie veroorzaakt. Wanneer de prijzen namelijk stijgen, dan denken jullie niet dat er een teveel is aan geld, maar een tekort aan productie, wat voor jullie neerkomt op een tekort aan vraag. De tragiek is dat jullie het bronprobleem dan als oplossing naar voren schuiven: “injecteer meer geld, zodat de vraag aanzwengelt” Dat is hetzelfde als zeggen: "Injecteer meer drugs, want de verslaafde dreigt een down te krijgen". Dat monetaire injecties alleen maar een nog grotere discoördinatie tussen vraag en aanbod teweeg brengt kunnen jullie vanwege jullie foute definitie van inflatie niet zien. Jullie denken dat het probleem de realiteit is. Dat is niet zo. Het probleem is jullie theorie.
De haat tegen de goudstandaard
We zijn zo danig geïndoctrineerd met het idee dat geld een afspraak is, dat we vergeten zijn dat geld een gewoon economisch goed is, net als alle andere goederen. Geld is een afspraak gewòrden, en dat is net het probleem. Zo is het een fabeltje dat centrale banken nodig zijn om de groei van de geldhoeveelheid gelijke tred te laten houden met de economische groei. Nog afgezien van de vraag of dat inderdaad moet, is de vraag naar geld een vraag zoals alle andere, en zal die door de markt geaccomodeerd worden indien nodig. De productie van geld (goud dus) is onderhevig aan dezelfde wetten als de productie van schoenen, tafels, en rijst. Is er tekort van, dan wordt het rendabel om wat meer boven te halen. Is er teveel van, dan gaan een paar goudmijnen buiten gebruik. De centrale planning van geld is evenmin nodig als de centrale planning van confituur.
“Dat is marktfundamentalisme”, hoor ik PDG al zeggen.
Helemaal niet. Het zijn net de Keynesianen die dogmatisch zijn wanneer ze zonder legitimering beweren dat de markt niet voor zichzelf kan zorgen. Beweren dat ook geld onderhevig is aan de wetten van vraag en aanbod, en dat overheidsinterventie daar discoördinatie in aanbrengt is heus niet zo fundamentalistisch. Volhouden dat de markt niet werkt als die niet beantwoordt aan de eigen preferenties, is een andere zaak. Als die in crisis gaat, dan is dat door eigen macro-economisch toedoen. Wie dat ontkent zegt eigenlijk dat het menselijk lichaam niet werkt wanneer het een kater krijgt. Over de oorzaak – de eerder aangerichte intoxicatie – wordt dan met geen woord gerept.
De goudstandaard is net wat die intoxicatie verhindert. Wanneer achter elk biljet een vast gewicht aan goud moet steken, dan kan men niet straffeloos biljetten bijdrukken. Dan kan elke burger een biljet dat hij niet vertrouwt inwisselen voor zijn gewicht aan goud, en dan worden slechte biljetten nog sneller de markt uitgedreven dan geldwisselaars uit de tempel. Banken die de boel belazeren gaan failliet, en banken die slechts de biljetten uitgeven waarvoor zij goud in kluis hebben, worden beloond. Dat veronderstelt echter wel een vrije bankenmarkt, die er nu helemaal niet is. Wij leven in een centraal geplande bankenmarkt. Met alle gevolgen van dien.
De haat tegen de goudstandaard is dus vooral ideologisch. Vanuit economisch oogpunt is het gewoon een vrijemarktstandaard, net zoals de ISO-normen dat zijn, of de veiligheidsnormen in de vliegtuigbouw. Goud is door niemand tot geld verklaard, maar groeide spontaan in zijn rol doorheen miljoenen en miljoenen vrije interacties in de markt. Zonder centrale sturing ontdekten mensen dat iets wat heel herkenbaar, heel homogeen, heel deelbaar, heel houdbaar en heel zeldzaam is ook meteen het beste intermediaire ruilmiddel is. Goud ontleent zijn waarde dus niet aan één of andere subjectieve ideologie, maar aan het objectieve feit dat je met een paard geen taart kunt kopen.
De dooddoeners
Het discours van de Keynesianen vervalt dus al snel in dooddoeners, zoals de bewering dat er niet genoeg goud zou zijn om alle transacties te dekken. Dat klopt helemaal niet. Hoeveel goud er voor handen is maakt totaal niet uit. Dat de hoeveelheid geld stabiel is, of tenminste stabiel groeit, dat is de essentie. Hoe dat moet gebeuren, is een vraag voor de markt. Maar zelfs met één kilo zouden alle betalingen ter wereld uitgevoerd kunnen worden. Elke transactie zou dan gewoon héél weinig goud behoeven.
Of wat te denken van de bewering dat de goudstandaard geen monetair beleid toelaat? Is dit een economisch standpunt? Neen. Het is een politieke mening. Wie argumenten aanbrengt tegen de goudstandaard moet aantonen op welke manier die nefast kan zijn voor de manier waarop waarde gecreëerd wordt. Elk ander argument, over de wenselijkheid van dit of dat monetair beleid in functie van deze of gene economische nood is een politieke opvatting, geen wetenschappelijke stelling. Economen spreken zich niet uit over waardeverdeling. En daarmee basta.
Het fabeltje verder, dat ook goud kan inflateren, is larie. Goud kan niet geproduceerd worden zonder dat tegenover die waarde zelf ook een waarde staat. Toen de Spanjaarden in de 16e eeuw dachten een luilekkerleven te kunnen leiden door gewoonweg goud te importeren uit de kolonies, werden ze geconfronteerd met het feit dat door het grotere aanbod van goud, men steeds meer goud moest betalen voor dezelfde koe. Goud waar met andere woorden niet voor geruild wordt, heeft geen waarde. Is dit inflatie? Poetische rechtvaardigheid misschien. Maar inflatie? Helemaal niet.
Wat rest zijn platitudes, zoals daar zijn: "We gaan toch niet allemaal met goud in onze zakken moeten rondlopen zeker?" Natuurlijk niet. De goudstandaard legt geen enkele beperking op aan de manier waarop betalingen uitgevoerd worden. Het enige wat vereist wordt is dat achter een bankbiljet of deposito ook echte waarde zit. Google Wallet, Paypal, bankbiljetten, het kan allemaal. Zolang er eigendom achter zit. En niet schuld zoals nu. De goudstandaard is trouwens niet eens een conditio sine qua non. Evengoed ontwikkelt zich morgen een nieuwe standaard. De enige vereiste is dat ie beantwoordt aan alle vereisten van een goed intermediair ruilmiddel. En tot op heden vervult niets die functie beter dan goud.
Conclusie
Economie is de studie van waardecreatie. De standpunten van de Keynesianen zijn standpunten over waardeverdeling. Dat zijn twee verschillende zaken. Keynesianisme is dus een politieke ideologie, en géén wetenschap. Ze zegt niets over het dynamisch proces van ondernemerschap, noch heeft ze een sluitende kapitaaltheorie of ook maar enig idee over hoe rente de temporele productiestructuur van de economie beïnvloedt. Het enige wat ze doet is voorschrijven wat de politiek moet doen om de werkelijkheid in overeenstemming te brengen het eigen dogma. Ten overvloede: Keynesianisme neemt als uitgangspunt dat de overheid de economie moet besturen. En dat is niet zo.
Wie dus wil aantonen dat de goudstandaard nefast is, moet zeggen waarvoor: voor de eigen ideologie, of voor de creatie van waarde. Voor dat laatste zijn de argumenten echter onvindbaar: goud zorgt voor stabiliteit. In het internationaal betalingsverkeer, in de economische calculatie, in het vormen van prijzen. Voor dat eerste zijn de argumenten talrijk, maar arbitrair. Op economische theorie zijn ze in geen geval gebaseerd. Het is zelfs hallucinant hoe Keynesianen, na alle nare ervaringen met centrale planning hier nog steeds - zij het dan in meer bedekte termen - voor ijveren.
Net zoals fascisme terugkomt onder de naam anti-fascisme, zo komt centrale planning terug onder de naam Keynesianisme. Overdreven vindt u? We laten Keynes zelf even aan het woord. Op 14 maart 1932, in een uitzending van de BBC, zegt Keynes over de centrale planning in de Sovjetunie en in het Italië van Mussolini:
“Let us not belittle these magnificent experiments or refuse to learn from them… the Five Year Plan in Russia, the Corporative state in Italy.” (Keynes, Collected Writings - (vol. 21), 86, 92, geciteerd in Hunter, 2011.)
We weten allemaal hoe die "magnificent experiments" geëindigd zijn. De politieke agenda van de Keynesianen mag dan al verpakt zijn in een pseudo-wetenschappelijk jasje, het gevaar is even groot. Als we ons economisch denken niet radicaal omslaan, dan valt er straks helemaal niets meer om over na te denken.
Brecht Arnaert, hoofdredacteur www.safecapital.eu
Reacties
BartVanhauwaert
woensdag, 17 oktober, 2012 - 11:28Het is een moedige essay, maar overtuigend is het niet. De geponeerde zekerheden kunnen vaak met eenzelfde gemak omgedraaid worden en als lezer blijft het gokken wat er nu werkelijk fundamenteel klopt.
Het is niet eerlijk om er zomaar eentje uit te pikken, maar de lengte van de tekst maakt het eigenlijk onmogelijk om goed inhoudelijk te reageren zonder zelf zo'n essay te schrijven (een ambitie die ik niet heb). Dus daarom toch een voorbeeld. De auteur schrijft Ondernemers worden aangetrokken door stijgende prijzen, omdat ze zich beginnen afvragen of er in het verlagen ervan geen winst te boeken valt. Dat klinkt an sich aannemelijk, maar er had net zo goed kunnen staan Ondernemers worden aangetrokken door dalende prijzen, omdat ze zich dan beginnen afvragen of er in de verhoogde vraag geen winst te boeken valt.
Afhankelijk de marktomstandigheden en het type ondernemer is soms de ene stelling waar en soms de andere. Michael O'Leary is bijvoorbeeld een sprekend voorbeeld van het laatste soort ondernemer. Dat is het verradelijke aan ideologen zoals de auteur van dit artikel : ze redeneren vanuit de aanname dat de ideologie juist is (of juist gemaakt kan worden) en pikken dan enkel de realiteit op die hun ideologie ondersteunt. De theorie klinkt plausibel omdat er inderdaad omstandigheden te bedenken zijn waarin de premisses kloppen. Dan is verleidelijk om ideoloog te zijn : het idee om een allesomvattende theorie te hebben waaruit we simpelweg de economie verklaren en (nog beter!) met duidelijke en heldere lijn beleid kunnen uitstippelen.
Realistisch gesproken klopt het natuurlijk van geen kanten. Wat de ideoloog vergeet is dat de maatschappij een weerbarstig ding is dat vaak niet plooit naar hun redelijke aannemelijkheid. Net zoals de communist er niet van uit kan gaan dat iedereen even gemotiveerd blijft als de buit gelijk verdeeld wordt, moet de kapitalist begrijpen dat niet iedereen louter gemotiveerd wordt doordat ze de buit zelf kunnen binnenrijven.
Om terug inhoudelijk te reageren : gezien de overweldigende impact en risico's die een terugkeer naar de goudstandaard teweeg brengt, wegen de argumenten van deze auteur hier werkelijk veel te licht.
Marc Huybrechts
woensdag, 17 oktober, 2012 - 16:10Vermits Paul De Grauwe (PDG) hier niet actief is, zal ik maar in zijn plaats proberen van enkele kritische opmerkingen te maken, zonder volledige eensgezindheid van hem te verwachten.
1) INLEIDING.
- Dat er nu "donkere tijden" zijn, dat is waar, maar dat heeft weinig of niets te maken met het verlaten van de goudstandaard bijna een eeuw geleden. Er waren ook donkere tijden in periodes van de goudstandaard.
- PDG heeft gelijk dat inflatie best gedefinieerd wordt als een "algemene stijging van het prijsniveau". Ik zou er aan toevoegen "algemene en GESTAGE of DUURZAME toename" van het prijsniveau. De CPI is een ruwe estimatie van prijsstijgingen m.b.t. tot lopende productie en consumptie (current output). Het probleem is dat CPI niets zegt over prijsstijgingen die betrekking hebben op bestaande activa, en centrale banken doen er best aan van met deze laatste ook rekening te houden in hun monetair beleid.
- "Geld drukken", i.e. veranderingen in het geldaanbod, kunnen inderdaad een oorzaak zijn van inflatie, maar niet noodzakelijk. Men moet evenzeer rekening houden met veranderingen in de geldvraag. En daarenboven kunnen er ook andere oorzaken zijn voor inflatie dan veranderingen in geldaggregaten.
2) WETENSCHAP VERSUS IDEOLOGIE
- Verre van mij om contemporele 'Keynesianen' te gaan willen verdedigen - ik zie mezelf meer als een 'orthodoxe' econoom of een structuralist - maar men kan ook niet de realiteit van de conjunctuur of de business cycle ontkennen. Het probleem met vele Keynesianen is nu precies dat zij beleid dat tijdelijk gepast is voor een conjunctuurfase min of meer permanent willen maken (omwille van politieke druk). Dit is geen argument voor de goudstandaard, maar wel om het monetair beleid meer te kunnen afschermen (of autonoom te maken) van de politiek.
- Inderdaad, vele Keynesianen zijn dogmatisch, maar hetzelfde geldt voor vele neoliberalen en libertariers, om van Ron Paul maar te zwijgen.
- Economie is niet de "studie van waarde-creatie". Economie gaat wel omtrent het bevredigen van (oneindige) behoeften met schaarse middelen. Het kernprobleem van economie is de zoektocht naar 'optimale' bevrediging in een context van schaarste.
3) DOGMA's en ambetante feiten
Het hoodstuk over “central planning” en “centrale sturing” is naast de kwestie, of een stroman. ‘Keynesianen’ argumenteren daar niet voor, en ik ook niet. Markten moeten zorgen voor het samenbrengen van consumenten en producenten. Maar, markten hebben wel behoefte aan een gemeenschappelijke rekeneenheid en ruilmiddel dat voorhanden is en dat vertrouwen kan inboezemen. Met ambetante feiten moet iedereen rekening houden en, inderdaad, “onverantwoord financieel beleid” is nooit goed. Dit laatste is op zich ook geen argument voor de goudstandaard, maar wel voor verantwoord financieel beleid.
4) MEUBELVERKOOP
- Hier hebben we weer te maken met een stroman, i.e. met een misrepresentatie van ‘Keynesianisme’. Over oorzaken van prijsbewegingen is er geen eensgezindheid onder Keynesianen. Zij zijn gefixeerd op onderutilisatie van bestaande productiefactoren die zij aan een vraagtekort toeschrijven. Prijsveranderingen zijn niet hun grote bekommernis, en zij schrijven die ook niet toe aan een “tekort van productie”.
5) EERSTE LES
- Inderdaad, sparen is goed voor een economie en investeringen (extra kapitaal) zijn noodzakelijk voor groei (inkomenstoename per hoofd). Ik ga ook akkoord met de kritiek op het huidige (lage-) interest beleid van de Fed en de ECB, die consumptie aanwakkeren en niet investeringen (waarvoor additioneel sparen een prerequisite is). Maar, dat belet niet dat er liquidity tekorten (dixit Keynes) kunnen zijn, wat niet hetzelfde is als een “spaarparadox”.
6) TWEEDE LES
- Deze les heeft PaulDG niet nodig, want hij kent het verschil tussen complexe realiteit en een karikatuur, en de verwijzing naar “zelfs een belasting van 1%”, evenals het gebruik van woorden als “diefstal”, indiceert het extremisme of dogmatisme van de auteur. Het is waar dat belastingen “discoordinatie” veroorzaken, maar het bestaan of de noodzaak van ‘publieke goederen’ is evenzeer onweerlegbaar. Men zou het onder de categorie van ‘ambetante feiten’ kunnen onderbrengen.
7) DERDE LES
- Het is absoluut niet waar dat de geldhoeveelheid zou moeten toenemen om “schuld af te betalen”. Schuld wordt afbetaald met nieuw inkomen, dat berust op (nieuwe) productie. De geldhoeveelheid (steeds enigzins arbitrair-gedefinieerd in complexe moderne economieen met doorgedreven specialisatie) heeft daar niets mee te maken.
8) HAAT TEGEN GOUD STANDAARD
- Die (vermeende) ‘haat’ berust niet op een “theorie”, maar op empirische observaties uit het verleden. Meer specifiek, op de ervaring van de Grote Depressive uit de 1930’s, en de ervaringen met deflaties in het verleden. Er is een groot verschil tussen economische recessies en depressies, en wij zijn al lang vergeten hoe een echte depressie er eigenlijk uitziet.
P.S. Mijn politieke partij, de Amerikaanse Republikeinse Partij heeft nu terug in haar platform een oproep voor de oprichting van een "Commission to look at a possible return of the gold standard" (geadopteerd onder 'druk' van de Ron Paul libertariers). In principe heb ik daar geen probleem mee, en ik twijfel er niet aan dat een dergelijke commissie uiteindelijk tot dezelfde conclusie als vorige commissies zal komen, i.e. dat een terugkeer naar een 'pure' goudstandaard onmogelijk of niet-praktisch is. Niettemin is het niet alleen denkbaar maar realiteit dat goud terug een rol speelt in officiele monetaire reserves van landen – vele central banken zijn vandaag goudkopers - en dat de goudprijs ook als een soort richtsnoer zou kunnen fungeren in de toekomst om de beleidsautonomie van monetaire overheden meer te kunnen beperken. Het is wel spijtig dat Paul De Grauwe meedoet met het spelletje van de linkse mainstream media en dat hij DE Republikeinen als goudstandaard fanaten afschildert. Hij zou moeten weten dat de VS met een tweepartijensysteem functioneert, en dat beide partijen grote tenten zijn. En als wetenschapper is het absurd dat hij zich zou verzetten tegen een ‘onderzoekscommissie’ in plaats van zijn redelijke opposite tegen een goudstandaard voor die commissie uiteen te komen zetten.
Brecht Arnaert
zaterdag, 20 oktober, 2012 - 12:44@ Marc Huybrechts:
Dank voor uw kritieken. Mijn reactie liet wat langer op zich wachten, omdat uw reactie ook de meest uitgebreide is, waarvoor hartelijk dank. Het doet steeds deugd wanneer iemand de moeite genomen heeft om iets wat je geschreven hebt écht te lezen. Ik reageer punt per punt:
1) Inleiding
- Inzake de "donkere tijden". Het is best mogelijk dat er bloeiende economische tijden waren in afwezigheid van de goudstandaard. Het punt is dat deze niet duurzaam waren. Een boom creëeren kan iedereen, maar duurzame welvaartsgroei? Dat is een ander paar mouwen. Dat "beter gaan" van de economie is namelijk vaak een artificiële boom, waarna telkens een bust volgt. Het is niet omdat bij het verlaten van de goudstandaard de economie plots beter ging, dat de theorie van de Oostenrijkers weerlegd is. Integendeel. Het is een bevestiging ervan: eerst alle monetaire remmen los, de kater komt later.
- Inzake de definitie van inflatie (essentieel punt!!!) ga ik niet met u akkoord. Als er één ding is dat ik in mijn essay duidelijk heb willen maken is dat inflatie de oorzaak is (de geldhoeveelheid uitbreiden) en algemene prijsstijgingen het gevolg daarvan. Deze gelijkstellen met elkaar zorgt voor de theoretische verwarring die eigen is aan alle Keynesianen. Wie inflatie gelijkstelt aan een algemene stijging van het prijsniveau zegt eigenlijk dat een kater het gevolg is van een tekort aan bier, en stelt als oplossing voor om nog meer alcohol te consumeren.
- Uw opvatting over inflatie maakt ook dat uw derde puntje een beetje de mist in gaat (mijns inziens, met alle respect overigens). Zo is het onmogelijk dat inflatie ontstaat doordat de geldvraag zakt. Als de vraag naar geld zakt, en het aanbod blijft gelijk, dan zal de prijs van geld (= koopkracht) gewoonweg mee zakken. Maar dat is nog geen inflatie. Het geld dat niet uitgegeven is, wordt immers gespaard, wat ervoor zal zorgen dat kapitaal goedkoper wordt. Deze twee bewegingen neutraliseren elkaar: terwijl minder geld uitgegeven wordt aan consumptie wordt er meer geld uitgegeven aan productie. In een compleet vrije economie is de koopkracht van geld dus vrij stabiel.
2) Wetenschap versus ideologie
- eerste punt: volledig akkoord. Alleen bemerk ik in uw uitleg dat u de conjunctuurcycli als een natuurlijk fenomeen accepteert. Waarom eigenlijk? Worden die niet net veroorzaakt door monetair beleid? Mij lijkt monetair beleid vooral bezig met het herstellen van de miserie die men eerder zelf aangericht heeft.
- Ik betwist dat libertariërs dogmatisch zijn. Er zijn altijd nut-cases tussen, maar de meeste libertariërs die ik ken gaan uit van het non-aggressieprincipe, wat axiomatisch is omdat het ontkennen ervan conradicties oplevert (je kunt niemand verplichten vrij te zijn) of het handelingsaxioma van Mises. Ron Paul vindt u misschien niet leuk omdat u zelf Republikein bent, maar dat lijkt mij voer voor een aparte discussie.
- Inzake uw definitie van economie: niet akkoord, het spijt me. Hoe ieders behoefte bevredigd moet worden, is een politieke vraag, geen economische (zie Laswell, 1935: "Who gets what when how?"). Economen spreken zich niet uit over waardeverdeling, enkel over waardecreatie (en dus: het bestrijden van schaarste).
3) Dogma's en ambetante feiten :)
Keynesianen argumenteren wel degelijk voor centrale planning, zij het dan impliciet en in afgezwakte vorm. Ze stellen idd geen vijfjarenplannen voor, maar de geldhoeveelheid is wel degelijk centraal gepland. Gezien geld in een markteconomie de helft is van elke transactie, is dit een vrij ingrijpende soort van centrale planning.
Dat markten één standaard nodig hebben, mag dan wel juist zijn: de vraag is echter hoe men die bereikt: door spontane orde (competitie, tot er maar één standaard meer overblijft, zoals VHS?), of door die van hogerhand op te leggen (met als ambetant bijkomend gevolg dat het de grootste bedrijven zullen zijn die de normen dan bepalen, hetgeen nieuwe concurrenten uit de markt zal houden)
4) Meubelverkoop
U heeft gelijk dat Keynesianen niet openlijk beweren dat te hoge prijzen liggen aan een tekort aan productie. Maar ik meen in mijn tekst toch aangetoond te hebben dat Keynesianen denken dat productie een functie is van consumptie, en dat het daarom gerechtvaardigd is te stellen dat Keynesianen bij implicatie beweren dat te hoge prijzen liggen aan te lage productie. Dat spoort trouwens samen met hun idee dat de productiefactoren onderbenut zijn. Dat is niet zo: er is in de eerste plaats al teveel geld geïnjecteerd. Er "lijkt" enkel een tekort aan productie te zijn. Maar dat is niet zo.
5) Eerste les
- Er zijn inderdaad liquiditeitstekorten, en met name omdat de afbetaling van de aangegane schuld steeds meer middelen eist. Middelen die normaal zouden moeten komen uit nieuwe productie, maar wat al sinds jaar en dag niet meer zo is: het verschil wordt bijgedrukt. Maar de spaarparadox van Keynes is een fabel, dat is ondertussen wel duidelijk. PDG verspreidt die fabel jammer genoeg nog steeds, bijna 100 jaar nadat die ontkracht is geworden.
6) Tweede les
Met alle respect, maar ik maak geen karikatuur. Als het waar is dat centrale planning (100 %) het prijssysteem verstoort, dan zal "sociale" planning (50 %) het prijssysteem nog steeds verstoren, zij het dan minder. Bij een centrale planning van 1 % zijn er dus nog steeds marktverstoringen. Ik zie niet in waarom iets dat in principe waar is, plots niet meer waar zou zijn in gradatie?
Verder: als we diefstal definiëren als "the felonious taking and removing of personal property with intent to deprive the rightful owner of it" (Merriam-Webster, 2012) dan valt het zonder toestemming moeten afgeven van wat je zelf geproduceerd hebt daaronder. In deze zin is het helemaal niet extremistisch om belastingen gelegaliseerde diefstal te noemen. Wat de overheid met dat geld doet kan dan wel ten goede aangewend worden, maar dat is het punt niet. Zelfs in Napels legt de maffia speelpleintjes aan.
7) Derde les
U heeft gelijk dat schuld normaal gezien afbetaald wordt uit nieuwe winsten, maar het is net mijn punt dat in onze economie vrijwel geen winst meer gemaakt wordt. De nulletjes die bedrijven in hun boeken inschrijven zijn nominaal vaak mooi, maar in reëele termen zijn we kapitaal aan het consumeren. Vandaar dat ik stel dat schuld tegenwoordig afbetaald wordt met schuld, en niet langer met een deel van de winst. De geldhoeveelheid moet overigens door niemand "gedefinieerd" worden. Dat is centralistisch denken.
8) Haat tegen de goudstandaard
Nogmaals, zoals ik ook in het artikel al aangaf: illustraties bewijzen niets. Bewijs is het logisch linken van observaties aan een axioma, en empirische gegevens "an sich" zijn niet genoeg om te kunnen beweren dat "de jaren dertig nu toch wel bewezen hebben dat". The real deal in economics is methodology: wanneer verklaar je iets als wetmatigheid? Keynesianen zijn vooral goed in mathematische correlaties, niet in logische causaliteiten. De jaren dertig zijn hét schoolvoorbeeld van het rekken van de pijn door macro-economisch beleid.
PS: "Ondenkbaarheid" is geen criterium. Voor een Keynesiaan is het ondenkbaar dat de spaarparadox ooit opgelost kan worden, maar dat bewijst nog niets. Over wat de essentie van de Republikeinse Partij moet zijn wil ik mij niet uitspreken. Nogmaals: economie is de studie van waardecreatie, niet van waardeverdeling.
Nogmaals: hartelijk dank voor uw inhoudelijke reactie. Apprecieer ik ten zeerste.
Marc Huybrechts
zondag, 21 oktober, 2012 - 23:04@ Brecht Arnaert
Dank u voor een doordachte repliek.
1) Inleiding.
- Akkoord dat we duurzame groei moeten beogen, en geen artificiele booms met katers. Maar het gemiddelde welvaartsniveau is wel enorm gestegen na het verlaten van de goudstandaard. Dat impliceert geen noodzakelijke causatie, maar is wel een observatie.
- Akkoord dat algemene prijsstijgingen altijd monetaire validatie vereisen. Echter, uw vergelijking met de kater en een biertekort gaat niet op. Veel Keynesianen zien inflatie niet als een "kater", maar eerder als een noodzakelijk kwaad omdat zij meer geinteresseerd zijn in tewerkstelling. Zij beweren zeker niet dat nog meer geldcreatie die inflatie zou gaan verminderen of 'oplossen'. De kern van de zaak gaat over de verdeling van de impact van extra vraagstimulering tussen meer tewerkstelling en meer inflatie. Orthodoxe economen zullen zeggen dat vraagstimulering (via geldschepping) zonder structurele veranderingen (die marktbelemmeringen en distorties verminderen) enkel tot meer inflatie zal leiden. Vele Keynesianen zullen dat niet willen 'zien', en de Belgische vakbonden ook niet.
- Economische termen als consumptie, sparen, en investeringen, zijn onderdelen van het concept 'inkomen'. Geldvraag (A) en geldaanbod (B) hebben daar niets direct mee te maken, wel indirect via interestvoeten. Men kan geen eenduidige conclusies trekken uit veranderingen in A, of B, of beide, met betrekking tot inflatie. De omloopsnelheid van geld kan veranderen.
2) Wetenschap versus ideologie.
- De conjunctuur is een observeerbaar fenomeen. Over de 'oorzaken" ervan kan men speculeren en theoretiseren. Ik denk dat het hoofdzakelijk een gevolg is van groeiende specialisatie en complexiteit (zowel in de financiele sector als in andere sectoren) van moderne economieen). Voor lange tijd leek het erop dat macrobeleid de conjunctuur kon 'afvlakken'. Maar, er zijn twee andere factoren die die (voorbarige) conclusie in vraag doen stellen: (a) de impact van onderliggende 'structurele' veranderingen in de economie (bijvoorbeeld groeiend aandeel van 'overheid', van 'arbeidsongeschiktheid', enz...) en (b) de impact van 'de politiek' die blijkbaar in toenemende mate slecht macrobeleid 'dicteert'.
- Ik denk niet dat men economie+moraal+politiek zo netjes gescheiden kan houden als u doet. Zelfs als we het zouden willen doen, dan gaat het toch niet mogelijk zijn. Zowel productie als consumptie van de enen kunnen tot allerlei neveneffecten leiden die de 'behoeftenbevrediging' van anderen zullen beinvloeden zowel positief als negatief. Maar, we moeten wel proberen van onze eigen waardeoordelen te identificeren bij het pontificeren over economische dilemmas. De relatie inkomensverdeling-inkomensgroei is een van de meest intrigerende voor economen en anderen.
3) Dogma's en ambetante feiten.
- Nee, geld is niet "de helft van elke transactie", omdat niet alle transacties simultaan plaats grijpen en hetzelfde geld wordt gebruikt in talloze transacties. De geldhoeveelheid is GEEN onderdeel van het nationaal inkomen of BNP, Men zou het kunnen vergelijken met de motorolie in uw wagen, die zeker ook niet de helft van uw wagen is, maar die uw wagen wel helpt functioneren.
- Eigenlijk zijn alle munten afzonderlijke 'standaarden' en in competitie met mekaar, en in vele landen circuleren verschillende munten (meestal op zwarte markten) tegelijkertijd.
4) Meubelverkoop
- De tegenstelling productie-consumptie is niet 'helpful' hier in deze context van conjuntuur. Ex post zijn vraag (consumptie en investeringen) en aanbod (productie) altijd gelijk aan mekaar (via 'veranderingen in stocks' doorheen de conjuntuur). Ex ante zijn ze niet gelijk aan mekaar (i.e. in de intenties van de mensen). Zowel 'reele' als monetaire factoren zullen de veranderingen in prijzen, output, en 'utilisatie' van productiefactoren beinvloeden. Er is geen simpele of eenduidige verklaring.
5) Eerste les.
- Akkoord dat schuldafbetaling in principe moet komen uit nieuwe productie (of inkomen) en niet uit "bijdrukken" (noch uit leningen bij de Chinezen). Het probleem hier ligt bij de politiekers, en dus uiteindelijk bij de lage 'kwaliteit' van hun kiezers (e.g. den Joe die voor een Obama herverkiezing pleit).
6) Tweede les.
- U negeert mijn opmerking omtrent de noodzaak van sommige 'publieke goederen'.
- U negeert ook het woord "felonious" in de Webster definitie van "diefstal".
Wij zijn natuurlijk akkoord dat contemporele westerse overheden een veel te groot overheidsbeslag op de economie leggen. Om meer mensen tot dat inzicht te kunnen brengen, denk ik, doen we er best aan van 'extreme' woorden als diefstal te vermijden, en van ethische principes als zelfverantwoordelijkheid en zelfdeterminatie te beklemtonen.
7) Derde les.
De geldhoeveelheid is een arbitrair concept, en er zijn vele definities mogelijk. Dat 'we' kaptaal aan het "consumeren" zijn, i.e. dat we aan 'dissaving' aan het doen zijn als gemeenschap, dat is ook goed mogelijk. Het feit dat het gemiddelde gezinsinkomen (een reflectie van nieuwe productie in 'reele' termen, niet monetaire termen) gedaald is in recente jaren in de US is er een indicatie van. Het is een radikale bewering die u daar maakt, en ze verdient van dieper onderzocht te worden door academici en anderen.
8) Ik denk dat we akkoord gaan dat economie zich niet primair mag bezig houden met "waardeverdeling", maar ik denk ook dat die verdeling niet los staat van creatie.
Met dank voor uw provocerend en "moedig" artikel.
Brecht Arnaert
woensdag, 17 oktober, 2012 - 18:03Beste Bart Van Hauwaert,
"Ondernemers worden aangetrokken door stijgende prijzen, omdat ze zich beginnen afvragen of er in het verlagen ervan geen winst te boeken valt. Dat klinkt an sich aannemelijk, maar er had net zo goed kunnen staan Ondernemers worden aangetrokken door dalende prijzen, omdat ze zich dan beginnen afvragen of er in de verhoogde vraag geen winst te boeken valt."
==> Ik had misschien moeten schrijven dat ondernemers aangetrokken worden door veranderende prijzen, of die nu stijgen of dalen. Maar maakt dat mijn analyse minder juist? Het punt van die passage is om aan te tonen dat het prijssysteem de productie coördineert, en die stelling klopt wel degelijk. Maar om mij daarom meteen tot "ideoloog" te degraderen? Dat gaat wat ver, niet? Als ik PDG een ideoloog noem, dan doe ik dat omdat hij vertrekt van een dogma. Zelf vertrek ik van een axioma, en dat is een heel verschil.
Beste groeten,
Brecht.
karl ni
woensdag, 17 oktober, 2012 - 20:03Economie is complex, en ik zou MH zeker aanraden eens wat werk van Rothbard te herlezen (o.m. Mystery of Banking ), maar wat ik hier wat mis is de factor 'corporatisme', het is een buikgevoel dat teveel bevestigd wordt, maar de economie wordt nog veel meer centraal beinvloed dan men vermoedt. En het is die onderhuidse marktverstoring die zorgwekkend is.
BartVanhauwaert
woensdag, 17 oktober, 2012 - 20:18@Brecht : dogma of axioma, dat is semantische spielerei. Wat ik in uw betoog lees is ideologisch : u maakt een correcte vaststelling (centrale planning werkt niet) en chargeert dit door tot de uiterste consequentie (zelfs 1% overheidsbemoeienis is teveel). Vergeten wordt dat de respons op overheidsbeslag helemaal niet lineair hoeft te zijn, noch in baten, noch in kosten. Twee keer zoveel belasting wil niet zeggen twee keer zoveel privaat welvaartsverlies. En omgekeerd twee keer zoveel belasting wil niet zeggen tweemaal zoveel welvaartsverdeling.
Het zwakke punt in uw betoog wordt het duidelijkste blootgelegd wanneer u beschrijft wat uw theorie voorspelt : "onze levenskwaliteit zakt al jaren" In de flow van uw betoog klinkt het logisch, maar iedereen die een stap achteruit neemt en even uit het raam kijkt ziet dat de auto die voor zijn deur staat, uitgerust is met opties die nog geen 10 jaar geleden enkel op een topmodel beschikbaar waren. Boutade misschien, maar ik daag u uit om eens met maatstaven te komen waaruit zou moeten blijken dat onze levenskwaliteit al jaren zakt. Dat moet een fluitje van een cent zijn. Levensverwachting, opleidingsniveau, uren vrije tijd, productie, consumptie? Iemand?
Brecht Arnaert
zaterdag, 20 oktober, 2012 - 10:37Het is niet omdat er een sjieke auto voor de deur staat, dat die daarom betaald is. Welvaart is het product van waarde-creatie, niet van schuldophoping. Onze welvaart is vals. En dat zal nu vrij snel duidelijk worden.
HugoM
donderdag, 18 oktober, 2012 - 02:21@Bart "dogma of axioma, dat is semantische spielerei" - Neen hoor beide begrippen zijn heel sterk verschillend. Een axioma is een natuurlijke vanzelfsprekendheid op het non sequitur af, die niet formeel bewezen kan worden - vb. twee parallelle lijnen raken mekaar nooit - en een dogma is een vrij arbitraire voor velen belachelijke stelling die er (ook zonder enig bewijs) doorgedrukt wordt als waarheid - bvb. dat Maria vrij van de erfzonde zou geboren zijn.
chris impens
donderdag, 18 oktober, 2012 - 06:25Euh... de opvatting dat een axioma een 'natuurlijke vanzelfsprekendheid' zou zijn is al lang opgegeven, vooral sedert aangetoond is dat het Euclidische parallellenaxioma niet meer of minder vanzelfsprekend is dan de alternatieven. Een juistere voorstelling is: 'een vrij aanvaarde spelregel, die door een andere spelregel vervangen zou kunnen worden'.
Brecht Arnaert
zaterdag, 20 oktober, 2012 - 11:23Een axioma is een startpunt van het denken dat niet kan worden bewezen, omdat het zelf het begin is van alle bewijs. Wie een axioma wil ontkennen, heeft dat axioma nodig om dat te doen, en komt in een onvermijdelijke contradictie terecht. Wie bijvoorbeeld wil ontkennen dat het bestaan bestaat, moet dat doen met niet-bestaande dingen, dus met niets, dus onmogelijk. Axioma’s zijn onomstotelijk geldige startpunten van het denken, los van wie die denkoefening ook maakt. Je kunt er niet omheen.
Dogma’s zijn andere koek. Een dogma is een startpunt van het denken waar je wel omheen kan, maar niet omheen mag. Het is een stelling die je moet aannemen op basis van gezag, zonder bewijs. Niet omdat ze niet te bewijzen is, zoals een axioma, maar omdat iemand nu eenmaal heeft beslist dat die bewuste stelling het startpunt van elk denken is. Met dogma’s gaat dus veel macht gepaard. Wie bijvoorbeeld wil ontkennen dat gelijkheid een axioma van het samenleving is, en het dus identificeert als dogma, bedreigt de positie van diegenen die dit dogma gebruiken om hun eigen machtspositie te legitimeren.
Het essentieel verschil tussen een dogma en een axioma is dat het ene mensgemaakt is en slechts bestaat op basis van gezag, terwijl het andere metafysisch is en bestaat op basis van de realiteit. Zelfs al zou er geen mens aan te pas komen, dan nog zou een axioma een axioma zijn, terwijl dogma’s sterven met de geest die ze bedacht heeft.
De techniek om te achterhalen wat dogma en wat axioma is, is relatief eenvoudig: men probeert een rangschikking van principes uit, en als die contradicties oplevert, dan is ze fout. Contradicties zijn een epistemologisch verschijnsel, metafysisch bestaan ze niet: iets kan niet tegelijk A en non-A zijn. Wie dus contradicties in zijn denken ontwaart, moet zijn premissen checken.
Zo kan iemand dan wel op gezag beweren dat “gelijkheid” het eerste axioma van het samenleven is, maar dat is niet zo. Om dat ideaal te bereiken zou men van sommigen rijkdom af moeten nemen, terwijl men aan anderen net rijkdom zou moeten uitdelen. Nog voor het ideaal van een samenleving bereikt zou zijn, zou het principe waarop die samenleving gefundeerd meent te moeten worden, al overtreden zijn.
Uit: De Kwantumsprong, 2011.
www.dekwantumsprong.be
<!--EndFragment-->
BartVanhauwaert
donderdag, 18 oktober, 2012 - 12:55Uiteraard hebben beide woorden een andere betekenis. Maar in de context waar ze hier gebruikt worden is het semantische spielerei : onderscheid maken op basis van arbitraire classificatie van dan wel het ene dan wel het andere.
Brecht Arnaert
zaterdag, 20 oktober, 2012 - 11:25@ Bart Vanhauwaert: zie uitleg hoger. Het verschil tussen een axioma en een dogma is wel degelijk meer dan semantiek.
HugoM
donderdag, 18 oktober, 2012 - 03:47@BA "De donkere tijden zijn er al, en dat is net omwille van het verlaten van die goudstandaard" - dat goudfetisjisme heb ik nooit begrepen. Is er wel genoeg goud op de wereld om de globale economie te kunnen oliën en wat als er (technologisch of geologisch) een nieuw eldorado wordt gevonden? Waarom geen zilver, of gewoon een korf van grondstoffen?
Waar men zich naar mijn smaak tegen afzet is tegen het fiat-money dat door helemaal niks gedekt is en waar er dus geen enkele sanctie staat op het "bijdrukken" tenzij uitgestelde gevolgen (inflatie) die de drukker niet meer raken. Hij heeft dus zijn buit binnen en de afnemer van dat papier zit met de zwartepiet.
In feite is het alternatief voor fiat-money ruilhandel of (handiger) tokens voor goederen/grondstoffen (zoals goud) in een vaste pariteit hetgeen eigenlijk ook ruilhandel is. Het probleem is daarbij echter dat de gerefereerde grondstof (bvb. goud) niet meer in waarde (uitgedrukt in geld) kan stijgen of dalen in funktie van de vraag want de pariteit is vast. Er is dus geen goudmarkt meer (of bij een korf, geen markt meer voor de produkten/grondstoffen in die korf).
Dat kan alleen opgelost worden door de korf zo divers te maken dat ze *alle mogelijke* producten/grondstoffen/diensten omvat, die elk apart in waarde kunnen stijgen en dalen, en dit geval hebben we terug... fiat money. Raar maar waar.
BartVanhauwaert
donderdag, 18 oktober, 2012 - 13:01Wat ik nooit goed aan die goudfetish heb begrepen is dat er absoluut niets is dat hen verhindert om hun fetish ten volle te beleven. Als je wil is het perfect mogelijk om geen enkel vermogen in cash of cash-derivaten te houden en om te zetten in eender welke eenheid je zelf het waardevast vindt. Goud voor de enen, WC papier voor de anderen.
Enkel voor de dagelijkse boodschappen heb je nog cash geld nodig, maar als je vermogen niet minstens zo groot is dat het kleine beetje geld dat je daarvoor nodig hebt onbetekenend is, dan is het hele goudverhaal natuurlijk ook irrelevant.
Karl (ni)
donderdag, 18 oktober, 2012 - 16:03Dat goud, dat is me wat. Iemand zich al afgevraagd waarom goud zo een pertinente rol speel(de) in het Westerse betaalsysteem? Schaarste is geen issue, want er zijn nog andere schaarse delfstoffen. Waardevol, dat is een interessante, want puur waardevol omdat je ermee kan betalen, dat is conventie, maar goud is ook een vrij uniek element in de chemie en de fysica.
Nochtans zijn er in de geschiedenis heel veel voorbeelden waar men met een ander muntsysteem werkte. Het gaat er hem dus niet om of we een goudfetisch hebben of niet, het gaat hem erom hoe we een betaalsysteem op poten kunnen zetten dat werkbaar is binnen de economische context. Een beperkte hoeveelheid goud en de geldhoeveelheid beperken is ook geen oplossing, want dan wordt door de groei van de economie, alles goedkoper; we maken immers elke dag weer een beetje meerwaarde bij. Dus is fiat geld niet meteen een slecht idee, voor zover de geldhoeveelheid maar trend houdt met de reële groei van de economie. Wat ons nu de das omdoet met inflatie (ja, er is een storm op komst, kan ook niet anders) is de ongecontroleerde geldcreatie zonder dat daar meerwaarde tegenover staat. Als je binnen het systeem van fractioneel bankieren leent en terugbetaalt maak je indiviueel tijdelijk inflatie die je echter met aflossingen (meerwaarde) weer uitwist. De veelheid aan mieren in de geldhoeveelheid zorgt voor een soort van evenwicht, behalve bv. in situaties als de 'Housing Bubble' waar niet alleen veel tijdelijke inflatie wordt veroorzaakt, maar bovendien waar die omgezet in definitieve inflatie als men niet terugbetaalt. Wat nu gebeurt, en dat is ook middels een misbruik van het fractioneel bankieren, is puur geld bijdrukken zonder meerwaarde, zonder dat daar assets tegenover staan.
Brecht Arnaert
zaterdag, 20 oktober, 2012 - 11:30@ Karl (ni): correcte analyse. Merk ook op dat ik in het artikel schrijf:
" De goudstandaard is trouwens niet eens een conditio sine qua non. Evengoed ontwikkelt zich morgen een nieuwe standaard. De enige vereiste is dat ie beantwoordt aan alle vereisten van een goed intermediair ruilmiddel. En tot op heden vervult niets die functie beter dan goud."
Een nuance die HugoM blijkbaar gemist heeft.
Fred
donderdag, 18 oktober, 2012 - 23:15En aansluitend op wat Bart Vanhauwaert zegt: als je voor jezelf 'de goudfetish volledig beleeft', ben je ook bijna immuun voor inflatie, aangezien jouw vermogen zich niet op een spaarrekening bevindt, maargeïnvesteerd is in goud of andere materiële producten (vastgoed, olie, aandelen ...).
Brecht Arnaert
zaterdag, 20 oktober, 2012 - 11:34@ Fred: Het feit dat u goud ziet als een "investering" verraadt dat u eigenlijk nog steeds in fiat-termen denkt. Met een investering is tijd gemoeid, het is het toewijzen van geld voor een bepaalde tijd. Goud is géén investering. Het is geld. Het kan direct besteed worden, zonder liquidatieperiode. Ons fiatgeld, dat is pas een investering: een briefje van 50 euro is een schuldbewijs, geen eigendomstitel.
Fred
zondag, 21 oktober, 2012 - 13:41@ Brecht Arnaert
U zegt:
" Fred: Het feit dat u goud ziet als een "investering" verraadt dat u eigenlijk nog steeds in fiat-termen denkt."
Dit soort uitspraken hebben een hoog sekte-gehalte, zo van: 'je bent duidelijk nog niet klaar voor mijn hogere wijsheid'.Een groot deel van uw opiniestuk gaat over het probleem van inflatie. Mijn tegenargument is: daar kunt u uzelf voor een groot deel tegen indekken, door uw vermogen niet in chartaal of giraal geld aan te houden. Ja, u gaat nog een beetje inflatie ondergaan bij de kleine hoeveelheid geld die u moet aanhouden voor transacties, maar het is hier geen Zimbabwe: aan een jaarlijkse inflatie van pakweg 2,5% is die schade op een kleine geldhoeveelheid echt wel minimaal.
Brecht Arnaert
zaterdag, 20 oktober, 2012 - 11:27@ HugoM: Uit dit deel van uw reactie - Is er wel genoeg goud op de wereld om de globale economie te kunnen oliën en wat als er (technologisch of geologisch) een nieuw eldorado wordt gevonden? - maak ik op dat u het artikel eigenlijk niet gelezen hebt.
Neverbeendead Religion
vrijdag, 19 oktober, 2012 - 12:13Als elke wereldburger enkel geld houdt voor het dagelijkse en al de rest in materie omzet, voornamelijk goud ( om te beginnen zoveel dollar voor een gram ), zal na verloop van tijd iedereen voor de grote dingen 'in goud' betalen. En omdat elk land meestal nog steeds van wisselkoersen houdt vanwege een overtuiging dat dat een optie biedt om uit nationale financiele problemen ( verwijzend naar eerder vernoemde grote dingen, wij kopen ons brood niet bij een bakker uit amerika ) te geraken zullen het dan ook voornamelijk amerikaanse republikeinen zijn die het geregistreerde amerikaanse goud in het leven roepen ( het dollargoud ) dat een andere waarde heeft dan pakweg belgisch goud en de rest van de wereld zal dan wederom braafjes ja knikken. Of hoe het schijnidee dat een globale vlucht naar zaken als goud economische vooruitgang oplevert niets verandert aan zaken als inflatie. En in verband met dat braafjes ja knikken is de geen belastingen website ook op dat vlak wat aangedikt.
Neverbeendead Religion
vrijdag, 19 oktober, 2012 - 12:27If you can make it there, you'll make it anywhere. Toch wel leuk, die voorzienigheid van lvb.
blue-coat
maandag, 22 oktober, 2012 - 13:30Iemand enig idee hoe je in Belgie best goud kan aankopen en verkopen ?
Ik heb me laten vertellen dat de enige plaats in belgie waar je echte goudbaren kan kopen, de nationale bank is.
Klopt dat ?
OutlawMike
zaterdag, 13 september, 2014 - 09:36En voor wie nog mocht twijfelen aan het hoge gaga-gehalte van PDG, hij heeft zopas de wereld kond gedaan van zijn visioen dat een lineaire lastenverlaging de economie niet zal aanzwengelen.
Zie de Stavda van gisteren.
Twee dingen vielen me op in dat artikel: ten eerste dat hij die uitspraak deed naar aanleiding van de reeks van De Stavda over economische ongelijkheid. Als een 'econoom' zich ertoe leent om zijn licht te laten schijnen over de economie in een dergelijk 'frame', dan komen mijn stekels al recht.
Het tweede is dat hij in dat artikel bijgetreden wordt door een andere econoom die luistert naar de naam Yve Marx. Jawel, M-a-r-x. De realiteit is soms sterker dan de fictie.
Anonymous
maandag, 15 september, 2014 - 15:37Mee eens. Die fixatie op "ongelijkheid" is ronduit absurd en ingegeven door socialistisch/communistische ideologische motieven. Indien morgen de Goede Fee haar toverstokje over België zwaait, zich een economisch wonder voltrekt en plots 90% van de bevolking 100.000 euro in de maand verdient tegenover 10% 1.000.000.000 euro in de maand, dan zouden PDG cum suis onmiddellijk beginnen krijsen over een catastrofale ongelijkheid die dringend moet weggewerkt worden. En de grote hoop van de kiezers, bovenal gemotiveerd door afgunst, dé voedingsbodem van het linkse denken, zou het daar nog mee eens zijn ook. Trouwens, wie van dat kiespubliek heeft weet van - of heeft interesse in artikels zoals het bovenstaande? Geen kat. Het verwerken van goed klinkende oneliners van tot goeroe gebombardeerde regimeslaven, zoals PDG, is nu eenmaal makkelijker dan zelf je hersens gebruiken.
Anonymous
maandag, 15 september, 2014 - 15:37Mee eens. Die fixatie op "ongelijkheid" is ronduit absurd en ingegeven door socialistisch/communistische ideologische motieven. Indien morgen de Goede Fee haar toverstokje over België zwaait, zich een economisch wonder voltrekt en plots 90% van de bevolking 100.000 euro in de maand verdient tegenover 10% 1.000.000.000 euro in de maand, dan zouden PDG cum suis onmiddellijk beginnen krijsen over een catastrofale ongelijkheid die dringend moet weggewerkt worden. En de grote hoop van de kiezers, bovenal gemotiveerd door afgunst, dé voedingsbodem van het linkse denken, zou het daar nog mee eens zijn ook. Trouwens, wie van dat kiespubliek heeft weet van - of heeft interesse in artikels zoals het bovenstaande? Geen kat. Het verwerken van goed klinkende oneliners van tot goeroe gebombardeerde regimeslaven, zoals PDG, is nu eenmaal makkelijker dan zelf je hersens gebruiken.
OutlawMike
dinsdag, 16 september, 2014 - 15:59Anonymous, hoe gaat het ook al weer? A rising tide lifts all the boats.
Maar probeer dat maar eens aan theoretici als PDG uit te leggen. Om nog maar te zwijgen van de linkse toppolitici.
PDG staat eigenlijk al heel lang op mijn radar van verdachte economen. Dertig jaar geleden was ik student in Gent, en onze filosofiedocent (bijvak hoor, mijn opleiding was technisch-wetenschappelijk) haalde om de haverklap een citaat aan van PDG, jawel, toen al, waarin deze stelde dat hij in het Belgische economische landschap een correlatie ontwaarde tussen een slabakkende economie en begrotingstekorten als de liberalen aan de macht waren. Jawel, "zijn eigen volk". Immers, in 1992 manifesteerde hij zich als een VLD'er.
Van toen reeds dateert mijn argwaan tegenover deze persoon, en ik zie dat heden ten dage alleen maar bevestigd door uitspraken als zie hierboven en door het feit dat hij een overtuigde Krugmaniaan is. Lees Keynesiaan.